De democratie heeft slechts weinig oprechte minnaars. Er zijn wel bluffers die willen doen geloven dat zij iets hebben met mejuffrouw Democratie. Zij hebben gehoord van haar bevalligheid en zouden graag voor haar uitverkorene doorgaan, maar ze kennen haar nauwelijks. De dag dat ze met haar oog in oog komen, besterven ze het van schrik.
Een eeuwigheid geleden, de Berlijnse Muur was pas gevallen en het was tijd voor iets nieuws, stond in Vlaanderen een pretendent op die driewerf en manifest zijn liefde voor de democratie uitbazuinde. Inmiddels is die man premier geworden. Van 1999 tot 2007 heeft hij de kans gehad om zijn belofte waar te maken en in België de democratie in te voeren, dit wil zeggen het beslissend referendum op burgerinitiatief. Helaas, daarvan is niets in huis gekomen. De regering-Verhofstadt heeft nagelaten om het initiatief te nemen voor de benodigde grondwetswijziging.
Een redelijke verontschuldiging daarvoor is dat er nu eenmaal geen politieke meerderheid voor in zicht was, vooral door de vastberaden tegenkanting van de machtigste regeringspartij, de PS. Let wel, in Vlaanderen waren VLD, VB, N-VA, Groen! en Spirit voorstander, en het klimaat was gunstig om de traditioneel meer dirigistische SP.A over de streep te trekken. Ook de tegenstand van CD&V, de partij van de bevoogding, was niet vastberadener dan het puddinggedrag dat we van haar gewend zijn. Kortom, in een zelfstandig Vlaanderen zou een duidelijke meerderheid voor de democratie gekozen hebben, en we zouden vandaag een referendumdemocratie naar Zwitsers model hebben. België daarentegen is onverenigbaar met de democratie, zo hebben Albert II en Elio Di Rupo de premier ingepeperd.
Om zijn eer van democraat te redden, was Verhofstadt bereid om een vrijblijvend referendum over de EU-grondwet te organiseren en de uitslag daarvan als bindend te behandelen. Binnen het Belgische compromis was dit weliswaar onwenselijk, maar de partijpolitieke kaarten lagen zodanig dat deze gevaarlijke gok (wat als de gewesten verschillend stemden?) kon vermeden worden. De premier bespaarde zijn partij de schande van een aperte woordbreuk: zij mocht bij de beslissende stemmingen rustig vóór het referendum stemmen, de judasrol werd toegespeeld aan Spirit en N-VA, die op Belgisch respectievelijk Vlaams niveau de doorslaggevende tegenstem leverden.
Wat bij het aantreden van paars-groen in 1999 een democratische revolutie leek te worden, is op niets uitgelopen. Zoals Miek en Roel ooit zongen: 'De revolutie is er nooit gekomen, iedereen had zo zijn tijd'lijk bezwaar.' Die bezwaren kwamen neer op de universele weerstand van de bestuurdersklasse tegen machtsoverdracht aan het volk, fel verergerd door de specifieke vereisten van de wezenlijk ondemocratische Belgische constructie.
Het bilan is echter nog somberder dan dit totale forfait. Verhofstadt heeft namelijk wél iets veranderd aan het democratisch gehalte van ons systeem, maar dan in negatieve zin. Zijn eerste regering heeft de kiesdrempel van vijf procent ingevoerd. In ons systeem, met onder meer een wet op de partijfinanciering die beginnende partijen bijna alle fondsenwerving ontzegt, komt dit neer op de uitsluiting van kleine en nieuwe partijen.
De lichtzinnige dan wel hoogmoedige steun van de groenen voor deze hervorming is hun meteen zuur opgebroken toen zij in 2003 zelf de kiesdrempel niet haalden. De roodblauwe beleidspartijen waren blij dat ze van die grillige groentjes verlost waren. In de huidige kiescampagne gaat zeer veel aandacht naar de scheeftrekkende effecten van de kiesdrempel, echter zonder dat de commentatoren dit onding zelf in vraag stellen. Zou de N-VA zonder kartel de drempel halen? Gaat Groen! over de drempel geraken, of zullen groengezinde kiezers hun stem voor alle zekerheid maar aan groenkijkende SP.A-Spirit-kandidaten geven? En kan Jean-Marie Dedecker drempelhoog springen? Dat zulke vragen gesteld worden, impliceert een ernstige verstoring in de functie van verkiezingen, namelijk een globale weergave van de voorkeuren van het kiezerskorps. Vergelijk met Nederland, waar de verschuivingen in de jongste verkiezingsuitslag nauwkeurig de bewegingen in de publieke opinie weergeven. De linkse kiezer wil dat de socialisten weer écht socialistisch worden, zo leert de grote stemmenoverdracht van PvdA naar SP. De liberale kiezer wil terug een donkerblauw Bolkestein-liberalisme, zo geeft hij aan door zijn stem voor Geert Wilders. Al hadden de media hun nog zo hard verzekerd dat het migratie- en integratiethema uit de mode was, de kiezers riepen terug dat zij besloten hadden om dat thema wél belangrijk te vinden, namelijk via hun stem voor Wilders of, in minder scherpe mate, voor de SP. En binnen de christendemocratische stroming bestaat een roep voor meer christelijke politiek op ethisch vlak, zo bleek uit de winst voor de Christen-Unie.
In een systeem met kiesdrempel zouden de SP en de CU nooit als kleine partij in het parlement geraakt zijn om zich daar te profileren tot de partij die nu veel meer kiezers aanspreekt. En hoewel de lijst Wilders nu met één sprong van nul tot boven de vijf procent geraakt is, zou dit in een systeem met kiesdrempel waarschijnlijk niet gelukt zijn, want veel van zijn kiezers zouden dan geaarzeld hebben om een 'verloren stem' uit te brengen.
Kortom, het Nederlandse systeem zonder kiesdrempel laat toe dat de uitslag een nauwkeurig leesbaar 'signaal van de burger' bevat. Dat is natuurlijk nog geen model van echte democratie. Het begrip 'signaal van de burger' past in een paternalistisch systeem met twee klassen, de politici en hun onderdanen, waarbij de eersten eigenmachtig alle beslissingen nemen maar af en toe eens de goedheid betonen om de laatsten hun verhaal te laten doen. Democratie daarentegen betekent dat er maar één klasse is, de burgers die samen hun soevereiniteit uitoefenen, waarbij zij de lopende zaken door verkozen vertegenwoordigers kunnen laten afhandelen maar altijd de beslissingsmacht zelf kunnen uitoefenen via een referendum.
Evenwel, in de beperkte mate waarin het parlementair systeem democratisch mag heten, is het Nederlandse systeem, dat ook de uitdrukking van kleine geledingen van het opiniespectrum toelaat, natuurlijk democratischer dan het systeem-Verhofstadt. In dit laatste behoudt de kiesdrempel de zogenaamde 'volksvertegenwoordiging' voor aan de systeempartijen, die nieuwe of kleine alternatieven ofwel buitensluiten ofwel via de berenomhelzing van de kartelformule onschadelijk maken. Het minste dat je nu van 'democratische' partijen mag eisen, is de belofte om de kiesdrempel weer af te schaffen.