Referenda voor dummies

1. België: democratie of particratie? 
2. Representatieve democratie: aan vervanging toe?
3. Waarom de gewestelijke volksraadpleging als project?
4. Het uitvoeringsdecreet van Meer Democratie in een notendop
5. Referenda: welke thema’s WEL en welke NIET?
6. Referenda: wat zijn de grote voordelen?
7. Vanwaar zoveel politieke weerstand?
8. Waarom geen referenda op staatsinitiatief?

 

1. België: democratie of particratie?

Letterlijk betekent democratie volksheerschappij of volkssoevereiniteit. In een volkssoevereiniteit bestaat er geen autoriteit boven de bevolking; er is geen hogere macht dan de wetgevende macht van de burger. In een democratie hebben de burgers steeds het laatste woord over alle onderwerpen. Deze primaire mogelijkheid te kunnen bepalen waarover (het bepalen van de agenda) en op welke wijze (rechtstreeks of via mandatering) zal worden beslist, is een noodzakelijke voorwaarde om van een democratie te kunnen spreken.

Daarom leven wij NIET – zoals door de machthebber en in de media wordt beweerd – in een democratie.

In de regel wordt een democratie gekenmerkt door een aantal elementen die – naarmate ze aanwezig zijn en indien ze daadwerkelijk worden toegepast – samen een democratie kunnen vormen.

De belangrijkste elementen zijn vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, vrijheid van vereniging, de invoering van het gelijkheidsbeginsel, vrije verkiezingen, de wijze van mandatering, scheiding der machten en volkssoevereiniteit.

Elk van deze elementen op zich vormen geen “democratie”. Zo garandeert de vrijheid van meningsuiting op zich geen democratie. En uiteraard waarborgt de vrijheid van vereniging wel de mogelijke vorming van politieke partijen, maar een systeem dat automatisch het stemgedrag van haar verkozenen in een keurslijf dwingt, is weinig democratisch. Een systeem waarin de partijen – middels een regeerakkoord – de volksvertegenwoordigers dwingt om volgens de partijdiscipline – en niet naar eer en geweten – te stemmen, is geen democratie, maar een particratie. Enerzijds wordt het stemgedrag van de volksvertegenwoordigers al op voorhand door de fractiediscipline gericht (alle verkozenen die tot eenzelfde partij behoren, behoren in het parlement unaniem – in consensus – te stemmen), anderzijds wordt een deel van de verkozenen verbannen naar de oppositie en daarom uitgesloten van elk mogelijk wetgevend werk. In een particratie wordt het stemmen van wetten via wisselmeerderheden uitdrukkelijk niet toegestaan (dit is de in het parlement informeel geldende Gentlemen’s Agreement).

Wanneer in een representatief systeem de macht van de verschillende partijen waartoe de volksvertegenwoordigers behoren exponentieel toeneemt, spreekt men van een particratie. De invloed van de partijvoorzitter en het partijbureau wegen zwaarder door dan die van de verkozenen onderling. De partijen zijn niet langer een middel, maar een doel op zich geworden. Deze partijen eigenen zich gaandeweg zoveel macht toe, totdat ze de democratie finaal uitschakelen.

In feite werd de representatieve democratie al van in den beginne ontworpen als een electorale aristocratie (die weliswaar in de loop der jaren zou worden aangevuld met enkele democratische elementen, waaronder het algemeen stemrecht). De particratie is een ontspoord politiek systeem, dat bijgevolg geen enkel vertrouwen meer geniet van de burgers.

 

2. Representatieve democratie: behouden of vervangen?

Wellicht geen van beide. De directe beslissingsbevoegdheid van de burgers (directe democratie) en de mandatering via volksvertegenwoording (representatieve democratie) kunnen elkaar prima aanvullen, maar wanneer het volk – via de handtekeningeninzameling  – aangeeft zélf over een welbepaald thema te willen beslissen, dan moet een bindend referendum worden gehouden. Voor alle aangelegenheden waarbij het volk niet te kennen geeft zelf te willen beslissen, blijven de vertegenwoordigers aan het roer.

Daarom is – in een echte democratie – de directe besluitvorming door het volk de norm en de vertegenwoordigende besluitvorming een bijzondere modaliteit, die wordt ingevoerd om het maatschappelijk bestuur praktischer te maken.

Het blijft natuurlijk mogelijk om volksvertegenwoordigers via loting aan te duiden, zodat de samenstelling van het parlement ook echt representatief is voor de bevolking. Ook de rechtstreekse verkiezing (van bijvoorbeeld de burgemeester of de regering) is een belangrijke direct-democratische piste.

Al deze systemen beogen een machtsevenwicht tussen burgers en overheid, waarbij de uiteindelijke beslissingsmacht steeds bij de burger blijft (= volkssoevereiniteit).

 

3. Waarom nét de gewestelijke volksraadpleging als project?

A. … omdat dit –  sinds de zesde staatshervorming – ons grondwettelijke recht op inspraak is, maar de Vlaamse regering staat ons dit recht niet toe.

B. Door de implementatie van het instrument hopen wij dat de burgers meer vertrouwd raken met directe democratie en zo goesting krijgen in meer. Vandaag heerst er politieke apathie onder het volk: mensen zijn steeds minder betrokken bij het politieke proces en keren de politiek de rug toe. De burger capituleert. Dit is een zorgwekkende evolutie, want de particratie geeft blijk van een eigen agenda. 

C. Meer Democratie wil voorkomen dat de gewestelijke volksraadpleging eenzelfde lot is beschoren als de eerdere volksraadplegingen, die wel al op lokaal niveau mogelijk waren.

Een blik op de voorgeschiedenis van de directe democratie in België illustreert: in 1995 werd de mogelijkheid ingevoerd om op lokaal vlak – in de gemeenten en in de provincies – volksraadplegingen te houden. Aanvankelijk was er sprake van een boom van een tiental volksraadplegingen. De politieke elite reageerde hierop door de handtekeningendrempel te verhogen, wat een sterk ontradend effect had op nieuwe volksinitiatieven. Ook boycotte de overheid verschillende lokale volksraadplegingen door het formuleren van irrealistische opkomstdrempels (van maar liefst 40% van de kiesgerechtigden!) Gevolg: tal van volksraadplegingen werden ongeldig verklaard (Genk, Begijnendijk, Zulte …). Deze veel te strenge uitvoeringsmodaliteiten hollen het instrument volledig uit. Net daarom werd er tot op heden nog geen enkele provinciale volksraadpleging gehouden. In de vakliteratuur is deze tactiek goed gekend onder het begrip ‘duivelse details’.

En voor de gewestelijke volksraadpleging zou dit natuurlijk niet anders zijn, mocht Meer Democratie niet zelf een burgervriendelijk uitvoeringsdecreet hebben opgesteld. 

Vanzelfsprekend is de implementatie van de gewestelijke volksraadpleging – die nog louter adviserend is – slechts een eerste stap naar het bindend referendum op volksinitiatief, waarbij de burgers zelf kunnen stemmen over alle onderwerpen op alle bestuurlijke niveaus.

 

4. Het uitvoeringsdecreet van Meer Democratie in een notendop

A. géén volksraadplegingen georganiseerd door de overheid (= plebiscieten). Plebiscieten worden doorgaans ingezet  door dictators, terwijl raadplegingen op volksinitiatief verboden zijn in dictatoriale regimes.

B. een realistische handtekeningendrempel. Een volksraadpleging staat of valt met werkbare en realistische uitvoeringsmodaliteiten. Zo is een te hoge handtekeningendrempel volledig contraproductief. 50.000 handtekeningen – en niet 80.000 (door de partij Groen voorgesteld) of 100.000 (aan Waalse zijde) – is ruimschoots voldoende voor een niet-bindende volksraadpleging, waarbij al heel wat mogelijke thema’s op voorhand door de grondwetgever werden uitgesloten. In Zwitserland – het direct-democratische land bij uitstek en qua inwonersaantal goed vergelijkbaar met België – voldoen 100.000 handtekeningen ... om de grondwet te wijzigen! Een te hoge handtekeningendrempel ontmoedigt op voorhand elk direct-democratisch initiatief. Niet onbelangrijk is dat ook een redelijke termijn (1.5 jaar) voor de handtekeningenwerving moet worden voorzien. 

C. geen opkomstdrempel: opkomstdrempels zijn onlogisch en overbodig. De handtekeningeninzameling op zich bewijst dat er bij de bevolking voldoende interesse bestaat om een volksraadpleging over een specifiek thema te houden. In onze buurlanden – waar er geen opkomstplicht bestaat – worden bij de verkiezing van parlement of gemeenteraad ook geen opkomstdrempels geformuleerd. Waarom voor volksraadplegingen – ook zonder opkomstplicht – dan plots wel deelnamequora invoeren? Natuurlijk laat de invoering van een opkomstdrempel de overheid toe de volksraadpleging alsnog te boycotten. 

D. de initiatiefnemers blijven baas over hun vraag: de overheid herformuleert de vraag dus niet, teneinde sturing te voorkomen.

E. volksraadplegingen en verkiezingen vallen bij voorkeur samen. Het samenvallen van beide evenementen kent vele voordelen, waaronder een groter aantal deelnemers en een kleiner prijskaartje.

F. strengere controle op alle procedures: in het verleden werden geregeld misbruiken en ongeregeldheden vastgesteld. Bij betwisting moet het aantekenen van beroep bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen mogelijk zijn. 

G. geheime stemming door de volksvertegenwoordigers over het gevolg dat aan de volksraadpleging zou moeten worden gegeven. Hierdoor stemt de volksvertegenwoordiger niet langer volgens de partijdiscipline, maar naar eer en geweten.

 

5. Welke thema’s zijn WEL en welke thema’s zijn NIET vatbaar voor een gewestelijke volksraadpleging?

A. WEL: onder meer migratie, werkgelegenheid, dierenwelzijn (bijvoorbeeld over het onverdoofd slachten of de jacht), natuurbehoud, leefmilieu, waterbeleid, energie (bijvoorbeeld de bouw van nieuwe windmolenparken), vervoer (de NMBS uitgezonderd), ruimtelijke ordening, stedenbouw en huisvesting.

B. NIET: de grondwetgever sloot al op voorhand flink wat onderwerpen uit, namelijk:

de persoonsgebonden aangelegenheden
de financiële kwesties, zoals belastingen en begroting
gemeenschapsmaterie (Er zullen bijvoorbeeld géén volksraadplegingen kunnen worden georganiseerd over onderwijs)
alle aangelegenheden die betrekking hebben op de internationale en supranationale afspraken van België.

Meer Democratie ijvert voor de opheffing van deze inhoudelijke uitzonderingsbepalingen. Elke beperking van buitenaf is immers een aanslag op de volkssoevereiniteit. In een authentieke democratie is er geen autoriteit boven het volk en beslist het volk – rechtstreeks – indien gewenst.

Elke beperking is ondemocratisch en mist iedere objectieve grond.

Wij illustreren dit met twee voorbeelden:

A. “Stel dat de beperking op financiële aangelegenheden wordt opgegeven, dan zullen de burgers meteen de belastingen afschaffen.” Deze vrees leeft bij de wetgever – maar is geheel ongegrond – vermits het niet strookt  met de buitenlandse ervaringen. Zo bestaat er in Zwitserland en in Duitsland (op deelstaatsniveau) absoluut geen beperking voor fiscale onderwerpen en toch bleven onverantwoorde belastingverlagingen uit, noch was er sprake van enige ontwrichting van het staatsbestel.

Wel integendeel: meer directe democratie op fiscaal vlak had zowel een drastische afname van de fiscale fraude, als een drastische afname van de staatsschuld tot gevolg.

Bovendien: belastinggeld is gemeenschappelijk geld en dus collectief bezit, dat het best kan worden aangewend om de gemeenschappelijke behoeften te dekken. Wij – de burgers – moeten hierover kunnen beslissen, zoniet is het roof.

B. Ook zal het niet mogelijk zijn om een volksraadpleging te organiseren over de internationale en supranationale afspraken van België. Dat is problematisch. Globalisering en toegenomen internationalisering van de politiek – zowat 70% van de huidige nationale wetgeving wordt inmiddels aangestuurd vanuit Europa – gaan samen met het opgeven van de Belgische soevereiniteit (en een vergaande erosie van onze burgerrechten). Daarom is het cruciaal om over instrumenten te beschikken die dat proces alsnog kunnen keren. In een zeker opzicht wordt het zelfs een wedren tegen de tijd. Want de globalisering bouwt aan hoog tempo voort aan allerhande oncontroleerbare supranationale instanties, die de bevoegdheid van de bestaande staatsstructuren steeds meer overnemen. Indien directe democratie niet tijdens de eerstkomende decennia wordt gerealiseerd, is de nationale staatsstructuur zelf volledig weggeveegd en blijft er helemaal niets meer over dat nog kan worden gedemocratiseerd.

 

6. Wat zijn de grote voordelen van referenda?

Met directe democratie verschuift de focus van WIE naar WAT. Tijdens een referendum stemt men niet voor een persoon (politicus), maar voor of tegen een wetsvoorstel, of tegen een wet die reeds van kracht is (= recall).

Referenda laten dus toe om in te zoomen op een specifiek thema, wat onmogelijk is bij de representatieve democratie. De reden is tweevoudig:

A. na de verkiezingen worden de burgers gedurende vijf jaar op non-actief gezet

B. verkiezingspaketten zijn altijd totaalpaketten: het partijprogramma is een verzameling standpunten, waarmee de kiezer akkoord moet gaan; het is te nemen of te laten. En dat is problematisch: er zijn amper nog kiezers die zich terugvinden in het volledige programma van één welbepaalde partij.

Een voorbeeld: Ik kan – in het kader van het asielbeleid – meer aanleunen bij een rechtse partij, maar op het vlak van sociale zekerheid voel ik meer aansluiting bij een linkser beleid.

Daarom sluit directe democratie dichter aan bij de individualiteit van de kiezer.

Omdat de burgers nu ook zélf wetsvoorstellen op de politieke agenda kunnen plaatsen, is men niet langer afhankelijk van de goodwill van de volksvertegenwoordiging. En niet alleen fungeren referenda als gaspedaal voor sommige ‘onderdrukte’ thema’s en dossiers, ze hebben ook een rem-functie: indien een reeds uitgevoerde wet niet gedragen wordt door de meerderheid van de bevolking, kan deze wet alsnog aan een referendum worden onderworpen en ontmanteld.

Daarom verbetert met de invoering van de directe democratie ook de representatieve democratie: volksvertegenwoordigers vaardigen minder snel wetten uit die indruisen tegen de wil van de bevolking, op straffe van aanvechting via referendum van elke niet-door-het-volk gedragen wet. Politici kweken meer voeling met wat er leeft onder de bevolking; er wordt meer geluisterd en samengewerkt. Politiek wordt dan een cultuur van openheid, argumentatie, overleg en transparantie.

Omdat de macht van de politicus afneemt en verder wordt gedecentraliseerd, daalt ook de corruptie. Partij- en lobbybelangen, carrièreplanning en machtsspelletjes wegen minder door op de politieke besluitvorming: het algemeen belang (en niet het partijbelang) staat centraal en de inhoudelijk sterkste argumenten winnen.

  

7. Waarom bestaat er zoveel politieke weerstand tegen volksraadplegingen/referenda?

  • directe democratie betekent voor politici altijd een machtsafdracht
  • directe democratie vormt een bedreiging voor het politieke status quo
  • volksraadplegingen kunnen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het representatieve stelsel
  • wat als de burger vertrouwd raakt met directe democratie en goesting krijgt in meer?

Politici fnuiken het direct-democratische elan op de volgende manier:

  • de machthebber weigert dit grondwettelijke recht op inspraak te implementeren. Zo werd bijvoorbeeld het thema van de gewestelijke volksraadpleging niet in het Vlaamse regeerakkoord opgenomen
  • de grondwetgever sluit a priori flink wat onderwerpen en thema’s uit
  • politici stellen onwerkbare uitvoeringsmodaliteiten op – bijvoorbeeld het formuleren van een veel te hoge handtekeningendrempel of het invoeren van een (waanzinnig hoge) opkomstdrempel bij de volksraadpleging zelf (= de zogenaamde ‘duivelse details’)
  • door het instrument louter raadgevend (en dus niet-bindend) te maken, wordt dit performante 'wapen’ onschadelijk gemaakt.    

8. Waarom geen referenda op staatsinitiatief?

Plebiscieten (dat zijn referenda op staatsinitiatief) worden vrijwel altijd ingezet tijdens gevoelige of omstreden kwesties: de machthebber zoekt naar een uitweg tijdens een beleidsimpasse. Deze nepreferenda worden door de politieke elite georganiseerd op een zodanig tijdstip, met zodanige voorwaarden en/of met een zodanige vraagstelling dat de gewenste uitkomst veelal wordt bereikt. Mocht – in weerwil van deze manipulatie – de volksstemming toch niet naar het vooropgestelde resultaat leiden, kan de overheid het resultaat van het plebisciet alsnog negeren.

Twee cases zijn illustratief:

A. Na de eerste wereldoorlog had ons land – bij wijze van oorlogscompensatie – de Oostkantons erbij gekregen. België verkoos Zeeuws-Vlaanderen of Nederlands Limburg, maar dat verzoek werd door de grootmachten afgewezen. De Oostkantons waren hoofdzakelijk Duitstalig en hadden geen historische banden met ons land. De troostprijs werd niettemin aanvaard. Het Verdrag van Versailles – gebaseerd op de Wilsondoctrine – voorzag evenwel dat de bewoners van het gebied zich over de aanhechting moesten kunnen uitspreken. In 1921 vond dan ook in de Oostkantons een plebisciet plaats, dat een verpletterende pro-Belgische annexatie opleverde. Dat gebeurde zo: wie voor de terugkeer naar Duitsland was, kon zijn argumenten in Eupen of Malmédy schriftelijk en op naam gaan neerleggen. Wie dit niet deed, werd geacht om in te stemmen met de annexatie. Natuurlijk durfde slechts een minderheid hun voorkeur voor Duitsland publiek kenbaar maken.

B. Totnogtoe werd één keer een nationaal referendum gehouden: in 1950, naar aanleiding van de Koningskwestie. Ook dit was geen echt referendum: het had enkel consultatieve waarde en verschillende politieke formaties hadden verschillende interpretatie-regels geformuleerd (de socialistische partij eiste een 66% meerderheid om de terugkeer van de koning te aanvaarden; de liberalen hanteerden een complexe 70%/55%- regel; de koning zelf eiste een 55% meerderheid). Hoewel een meerderheid (58%) zich had uitgesproken voor de terugkeer, werd de koning toch tot ontslag gedwongen.

Referenda op staatsinitiatief passen doorgaans wonderwel in een dictatuur. Het plebisciet was het favoriete instrument van o.a. Hitler en Mussolini. Hitler schreef, nadat hij – via de representatieve democratie – aan de macht was gekomen nog drie plebiscieten uit.

Anderzijds zijn referenda op volksinitiatief in autoritaire regimes ondenkbaar.

In Zwitserland - het land waar referenda aan de orde van de dag zijn - zijn plebiscieten uitdrukkelijk verboden. 

Contact

Meer Democratie VZW
Koetsweg 13
B-3010 Kessel-lo
Ondernemingsnr. 0456.119.338

welkom@meerdemocratie.be
+32 456 37 23 82 (Brigitte George)

Bankrekening

IBAN: BE23 5230 8007 5191
BIC: TRIOBEBB

Privacybeleid en voorwaarden