Zo ook in een opiniestuk van Ben Eersels in De Standaard van 16-08-2023.

De argumenten die Ben Eersels, directeur van G1000, weer boven haalt, nu naar aanleiding van de vier of vijf nakende volksraadplegingen rond gemeentefusies, zijn welbekend en klinken best redelijk. Toch zien we ons genoodzaakt aan de hand van twee citaten uit zijn opiniestuk op misleidende en zelfs onware elementen te wijzen.

1. “Ten eerste leiden ze [= volksraadplegingen] tot nodeloze polarisatie, door een complex vraagstuk te herleiden tot een simpele ja-nee vraag: wil je een fusie of niet? Over de mogelijke fusiepartners kunnen burgers zich niet uitspreken, laat staan over andere vormen van intergemeentelijke samenwerking (bijvoorbeeld op het vlak van afvalophaling, mobiliteit, of politionele samenwerking).”

De eerste zin van het citaat (de “simpele ja-nee vraag” en de “nodeloze polarisatie”): Élke politieke beslissing komt tot stand na een ja-nee vraag. Het cruciale punt is steeds de voorafgaande informatie, zowel voor het parlement als bij een referendum of volksraadpleging en voor gelote burgerraad. De informatie moet grondig en onpartijdig zijn en voldoende tijd krijgen. En vooral: voor een referendum dient de bevolking zich een direct-democratische cultuur verworven te hebben om verder te kunnen kijken dan de strikt persoonlijke of familiale belangen. Dit is tegelijk de sterkte én de zwakte van referenda. De sterkte, omdat ze in een democratische cultuur veel sociaal kapitaal genereren en in stand houden; de zwakte, omdat samenlevingen die nog geen direct-democratische cultuur hebben, met referenda eerst moeten leren omgaan. Een maatschappij met een direct-democratische cultuur, en dus veel sociaal kapitaal, aanvaardt de beslissing van de meerderheid en vervalt niet gemakkelijk in sociale polarisatie.

De tweede zin: dat burgers zich over al die aspecten niet kunnen uitspreken is alleen te wijten aan een gebrek aan democratie. Waar burgers van meet af aan in een politiek initiatief (zoals een gemeentefusie) betrokken zijn, kunnen zij ook mee de intergemeentelijke samenwerking bepalen.

2. “Ten tweede is de term ‘volksraadpleging’ misleidend, want een groot deel van het volk wordt in de praktijk niet geraadpleegd. Voorlopig haalde geen enkele volksraadpleging een opkomst van 50 procent of meer van de stemgerechtigden. Verschillende volksraadplegingen haalden zelfs de minimumdrempel van 20 procent niet. De burgers die wel opdagen, zijn vooral degenen met een erg uitgesproken mening. Met andere woorden: het resultaat van een volksraadpleging is geen goede barometer hoe de bevolking denkt over een fusie.”

Klinkt best overtuigend, en dat is het ook binnen onze huidige ‘wettelijke’ situatie. Volksraadplegingen zijn niet bindend en daardoor simpelweg niet ernstig: een overheid laat de burgers de aanzienlijke moeite doen om, afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente, tussen de 20% en 10% handtekeningen onder de aanvraagformulieren te verzamelen, maar de uitslag van de stemming blijft niettemin in de handen van die overheid. Die verlangt bovendien nog eens een opkomstdrempel van 20%. Dienen we ons niet te verwonderen dat er desondanks nog zo hoge opkomsten zijn? De volksraadpleging is inderdaad een onvolkomen instrument, maar is voor Meer Democratie ondanks alles een opstapje naar the real thing, het bindend referendum op basis van volksinitiatief. Met andere woorden: beter dan helemaal niets.

De fouten in de manier waarop Eersels de zaken voorstelt liggen, zo kunnen we zeggen, juist in de pseudodemocratische uitgangspunten die hij eigenlijk nog steeds aanhangt. Een zin zoals “Als de Vlaamse regering tijdens de volgende legislatuur nog meer wil inzetten op gemeentelijke fusies, is het essentieel dat ze gemeenten helpt om kwalitatieve participatietrajecten te organiseren” houdt, ondanks zijn voorwaarde van kwalitatieve participatietrajecten, uiteindelijk nog het voetstoots aanvaarden in van het vigerende top-down concept. Democratisch beschouwd moet een regering niet “inzetten op fusies”, hoogstens aanbevelen, of faciliteren als het voorstel van de gemeenten zelf uit zou komen. Hij maakt ook de wijdverbreide denkfout  dat een lage opkomst bij een volksraadpleging aantoont dat ze geen goede barometer is voor de mening van de bevolking over de fusie (begrijpelijk vooroordeel in België, bakermat van de ‘stemplicht’).

Nogmaals: alvorens het fenomeen volksraadpleging (en het referendum in één moeite, want het verschil kent omzeggens niemand) te verwerpen ten gunste van gelote burgerraden, zou eerst duidelijk gemaakt moeten worden wat een volksraadpleging inhoudt in haar werkzame vorm, het referendum. Dan kan men leren dat een referendum slechts zoveel opkomst nodig heeft als er geïnteresseerden zijn in het af te stemmen onderwerp (ja, “degenen met een erg uitgesproken mening”). Waarom? Omdat in een werkelijk democratische cultuur (die, zoals gezegd, een noodzakelijke voorwaarde is) de burger die de problematiek rond het thema niet begrijpt of wie het niet aanbelangt (bijvoorbeeld: geen voorkeur voor fusioneren of niet) een mandaat geeft aan de burgers die wél gaan stemmen om voor hem/haar te beslissen. Zie bijv. Hoe gaat democratie praktisch in zijn werk?

Waar gaat het in een democratie om? Dat burgers zich verantwoordelijk voelen voor hun maatschappij en het gevoel hebben dat zij er allen toe doen – en niet alleen een handvol mensen. Bedenk dat in Zwitserland, helaas het enige gevorderde land ter wereld op democratisch gebied, meer dan 95% van de inwoners tijdens hun leven ten minste eenmaal meegestemd heeft aan een referendum.

David Van Reybrouck heeft sinds enkele jaren gelukkig ook het interessante concept ‘preferendum’ gelanceerd: verschillende scenario’s worden door een burgerpanel voorbereid en voorgelegd aan de bevolking, die niet met ‘ja’ of ‘nee’ dient te stemmen, maar, zoals in enquêtes, met nuances van ‘helemaal eens’ tot ‘helemaal oneens’. Of het preferendum in de praktijk beter werkt dan het referendum zal voorlopig nog moeten blijken.

Wat ons zo bevreemdt is dat zoveel tegenstanders of lauwe minnaars van directe democratie het voorbeeld van Zwitserland negeren. David Van Reybrouck maakt er in zijn overigens schitterende boekje ‘Tegen Verkiezingen’ niet eens gewag van. Zijn ‘diagnose van directe democratie’ daarin (blz.29-) baseert hij op Occupy Wall Street, de Spaanse Indignados en nog enkele andere vluchtige initiatieven. Het is ronduit verbijsterend hoe die voorbeeldig georganiseerde democratie – de enige die in grote mate de etymologie van dat woord eer aandoet – zo zelden de aandacht krijgt die ze verdient.

Moeten we het Zwitserse systeem kopiëren? Natuurlijk niet. Wel er des te meer uit leren.  Want Zwitserland bewijst dat de lokale politiek de plek bij uitstek waar de burgers zelf hun gemeente kunnen besturen, o.a. via referenda. De inwoners staan de facto korter bij het gemeentebestuur en kennen de leden van de gemeenteraad, de schepenen en de burgemeester vaak persoonlijk. Hoe groter de gemeenten hoe groter de afstand tussen de mensen en “het beleid”. Wanneer de burgers hun samenleving, via bindende referenda, zelf kunnen vormgeven zal het democratische bewustzijn van de bevolking groeien en krachtiger worden.

Guido De Bruyker

Sluit u aan bij Meer Democratie vzw en steun ons om dit mogelijk te maken. Onze acties zijn alleen mogelijk door mensen als u. Meer Democratie vzw krijgt geen subsidie en de meeste private fondsen sluiten politieke doelstellingen uit. Help ons nog sterker te staan en word Vriend voor een maandbedrag dat u zelf kiest. Daarmee zorgt u dat we snel kunnen handelen en acties op langere termijn kunnen plannen. Maar ook met een eenmalige donatie helpt u onze acties vooruit!

Doneer nu

Contact

Meer Democratie VZW
Koetsweg 13
B-3010 Kessel-lo
Ondernemingsnr. 0456.119.338

welkom@meerdemocratie.be
+32 456 37 23 82 (Brigitte George)

Bankrekening

IBAN: BE23 5230 8007 5191
BIC: TRIOBEBB

Privacybeleid en voorwaarden